Ro’ee - herder
Als je in Bijbelse context denkt aan het woord ‘herder’, dan kom je al gauw uit bij Psalm 23:
“De Heer is mijn herder,
het ontbreekt mij aan niets.
Hij laat mij rusten in groene weiden
en voert mij naar vredig water,
Hij geeft mij nieuwe kracht
en leidt mij langs veilige paden
tot eer van Zijn Naam.
Al gaat mijn weg door een donker dal,
ik vrees geen gevaar,
want U bent bij mij,
Uw stok en Uw staf,
zij geven mij moed.”
In deze Psalm zien we twee belangrijke taken van een herder terugkomen:
Het verzorgen van de schapen
Het beschermen van de schapen
In ons gecultiveerde Nederland zien we schapen meestal in een afgerasterd weiland staan waar ze, ook al is de wolf weer terug, relatief veilig zijn en waar geen herder in de buurt hoeft te zijn om ze constant in de gaten te houden. Maar in de tijd van de Bijbel waren de herders met hun kudde continu onderweg op zoek naar de groene weiden en vredige wateren van Psalm 23 en lag het gevaar dus achter iedere rots of struik.
Waar komt dit beeld van een herder en de schapen vandaan? Is het gewoon een mooie metafoor die ook nu nog gebruikt wordt in leiderschapscursussen en teambuildingactiviteiten? Of had het een bepaalde betekenis?
Als je het Oude Testament leest, dan kom je voortdurend herders tegen. Ook twee van belangrijkste personen voor Joden zijn herder geweest: Mozes en David.
Mozes was na zijn vlucht uit Egypte 40 jaar herder in dienst van zijn schoonvader en leidde uiteindelijk het volk als een herder door de woestijn naar het beloofde land, het land van melk en honing.
En David meldde zich bij koning Saul om het tegen Goliath op te nemen, waarbij hij zijn bekwaamheid aantoonde door te vertellen hoe hij als herder beren en leeuwen had verslagen die een schaap of geit uit de kudde van zijn vader wilden stelen. Als koning heeft hij vervolgens gestreden voor de grenzen en veiligheid van het beloofde land zodat deze als het ware als afrastering gold voor de Israëlieten en waarbinnen ze relatief veilig waren. Veilig na de honderden jaren strijd tegen omringende volken waar het boek Richteren over verhaalt.
Maar we weten wat er gebeurde met het koninkrijk van Israël. Slecht leiderschap leidde uiteindelijk tot de ballingschap. Tijdens die ballingschap profeteerde Ezechiël en nam daarbij geen blad voor de mond. In Ezechiël 34 beschuldigt hij uit naam van God de herders van Israël ervan dat ze alleen maar zichzelf hebben geweid en niet de schapen. Dat ze zichzelf tegoed hebben gedaan ten koste van de schapen en dat ze niet naar hen hebben omgezien waardoor deze verstrooid raakten en ten prooi vielen aan roofdieren. Daarom, zo spreekt Ezechiël namens God, zal God zelf naar Zijn schapen omzien en zelf voor ze zorgen. God zelf zal ze laten grazen op een goede weide. God zelf zal ze weiden en laten rusten. God zelf zal op zoek gaan naar de verdwaalde dieren, verjaagde dieren terughalen, gewonde dieren verbinden en zieke dieren gezond maken. En God zal een andere herder over ze aanstellen, een die ze wél zal weiden: David, Zijn dienaar. Hij zal ze weiden, hij zal hun herder zijn.
En zo belanden we in Johannes 10, waar de Zoon van David na een woordenwisseling met de herders van Israël, de Farizeeën, zichzelf openbaart als die ene goede herder, als God zelf. Die Schriftgeleerden wisten precies wat Jezus hier nu eigenlijk zei en zagen dit als een aanval op hun positie in de samenleving. Geen wonder dus dat ze Jezus uit de weg wilden ruimen.
Eindigt het verhaal van de goede herder dan met het sterven van Jezus? Nee, 11 hoofdstukken verder, na Zijn opstanding, verschijnt Jezus bij het Meer van Galilea aan de leerlingen. Daar vraagt Hij Petrus driemaal of hij van Hem houdt. En na ieder antwoord van Petrus, reageert Jezus met “Weid mijn lammeren”, “Hoed mijn schapen”, “Weid mijn schapen”. Jezus geeft het herderschap door aan Petrus. Diezelfde Petrus, die op de Pinksterdag leiderschap toonde toen de plaatsvervanger van Jezus, de Heilige Geest, kwam. Hij getuigde tegenover de toegestroomde menigte van het goede nieuws dat Jezus de beloofde Messias was. Daaruit ontstond de eerste christelijke gemeente die zich uiteindelijk over de hele wereld zou verspreiden.
Zo is ook Apeldoorn bereikt, waar ook Berea Noord als onderdeel van de kerk van Christus de taak heeft gekregen om als herder in de wereld te staan. En vaak heeft de kerk gefaald in de vervulling van deze taak. Hoeveel schapen zijn wel niet gewond geraakt doordat binnen de kerk misbruik van hen is gemaakt, zowel letterlijk als figuurlijk. Hoeveel schapen zijn wel niet afgestoten doordat ze vanuit de kerk veroordeeld werden om hun opvattingen, vragen, geaardheid, eerlijkheid. Misschien herken je die pijn wel van heel dichtbij.
De kerk is bedoeld om mensen te beschermen, een plek te zijn, een stal, waar iedereen kan schuilen en zich veilig weet. Hoe vullen wij als Berea Noord en jij als lid van deze gemeente deze rol in?
Naast het beschermen van de schapen, was een andere belangrijke herderstaak uit Psalm 23 het verzorgen van de schapen. De kerk is ook bedoeld om de schapen naar grazige weiden te leiden, gewonden te verzorgen en de schapen te scheren.
Ik hoorde eens iemand zeggen: “het is de taak van de herder om de schapen naar grazige weiden te leiden, maar niet om ze het gras in de bek te proppen. Dat moeten ze zelf doen”. Hoe beleef jij wat je vanuit de kerk aangereikt krijgt, bijvoorbeeld in een kerkdienst of op andere wijze? Wat doe jij met het voedsel dat je vanuit de gemeente voorgeschoteld krijgt?
Durf jij stil te zitten om geschoren te worden? Mogen anderen zien wat jij onder je dikke wollen vacht hebt zitten? Voel jij je veilig genoeg om te laten zien zoals je werkelijk bent? Met al je wonden en lelijke plekken? En sta je toe dat anderen je wonden proberen te verzorgen?
Misschien heb je wel een leidersrol in de kerk of daarbuiten. Hoe ga jij om met jouw schapen? Zie jij naar hen om of ben je vooral jezelf aan het weiden?
Of je je nu aan de rand van de kudde begeeft of er middenin, of je net geschoren bent of met een vacht rondloopt die al 20 jaar niet geschoren is: vertrouw jezelf toe aan die ene goede herder. Hij wil jou laten rusten in groene weiden. Hij geeft je nieuwe kracht. Hij is bij je, beschermt je en heeft Zijn leven voor jou gegeven.